Financieel kader

Algemene financiële positie

Terug naar navigatie - Algemene financiële positie

De financiële positie van Leusden is evenals in de vorige Kaderbrief nog steeds goed. Ten opzichte van de laatste stand die wij aan de raad hebben gepresenteerd in de Najaarsnota 2016 is er voor de jaren 2019-2021 zelfs sprake van een sterke verbetering van de begrotingspositie. Dit wordt vooral veroorzaakt door de geplande woningbouw. De afgelopen jaren, met name tijdens de crisis, werden we veelal geconfronteerd met op de planning achterblijvende woningbouw. Hierdoor ontstonden er telkens weer tekorten in onze begroting omdat de financiële effecten van de geplande woningbouw wel al waren verwerkt. Woningbouw zorgt immers voor een verbetering van de begrotingspositie. Een woning levert structureel circa € 800 op. Het verschil tussen de woningbouwprognose in de begroting 2017-2020 en deze Kaderbrief wordt onderstaand grafisch weergegeven.

grafiek woningbouwplanning

Grafiek 1 woningbouwplanning 2016-2021

De stijgende woningbouw zorgt voor een structurele verbetering van de begrotingspositie. De stijging wordt vooral ingezet in 2018 (doorwerking in begrotingsjaar 2019). Dit betekent dat we in de jaren 2017 en 2018 nog niet profiteren van deze gunstige ontwikkeling en we nog worden geconfronteerd met tekorten op onze begroting. De begrotingspositie is als volgt (voor een nadere toelichting verwijzen wij u naar paragraaf Voorjaarsnota en de Voorjaarsnota 2017):

 tabel begrotignspositie

Een meerjarig sluitende begroting is een belangrijk uitgangspunt zoals ook vastgelegd in het coalitieakkoord 2014-2018. De hier gepresenteerde cijfers geven vertrouwen in het realiseren van dit uitgangspunt. Maar er zijn ook ontwikkelingen die onzekerheid geven. De afrekening 2016 van de nieuwe taken Sociaal Domein laat een stijging van de kosten van de jeugdzorg zien. Daarnaast is op dit moment nog volstrekt onduidelijk wat de effecten voor gemeenten zijn van het nieuwe nog af te sluiten regeerakkoord. Wel weten we dat een aantal partijen in hun verkiezingsprogramma een korting op het gemeentefonds hebben ingeboekt van € 1,2 miljard (zie ook paragraaf  inzet gemeenten bij kabinetsformatie).
Tenslotte konden wij bij het opstellen van de Kaderbrief nog niet beschikken over de meicirculaire 2017 (via een afzonderlijke memo zullen wij u voor het Voorjaarsdebat van 6 juli informeren over de uitkomsten). Genoeg ontwikkelingen die ons noodzaken om scherp te blijven sturen op behoud van een meerjarig sluitende begroting.

 

 

Economisch beeld

Terug naar navigatie - Economisch beeld

De economische vooruitzichten voor ons land zijn gunstig. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat de Nederlandse economie in 2017 met 2,1% zal groeien en in 2018 met 1,8%. De groei wordt vooral verklaard door toenemende bestedingen van huishoudens en uitvoer van goederen. Daarnaast dragen de opgeleefde woningmarkt en stijgende overheidsuitgaven een steentje bij aan de groei. Voor de middellange termijn verwacht het CPB dat de economie in rustig tempo blijft groeien, met een jaarlijks gemiddelde van 1,7% tot en met 2021.
Ook wereldwijd zet het economisch herstel door, al wijst het CPB er wel op dat er veel onzekerheden en risico’s zijn die de vooruitzichten kunnen verstoren. Het gaat daarbij onder meer om het beleid van de Amerikaanse president, de afwikkeling van de Brexit en onevenwichtigheden in de Chinese economie.

In ons land loopt de inflatie onder invloed van hogere energieprijzen op naar 1,4% in 2018. De werkloosheid daalt en komt in 2018 uit op 4,7%. Dit heeft tot gevolg dat het aantal werkloosheidsuitkeringen in de komende jaren afneemt. Volgens het CPB blijven de bijstandsuitkeringen (Participatiewet) vrijwel constant. Enerzijds zorgt de dalende werkloosheid voor een daling van het aantal bijstandsuitkeringen.
Anderzijds neemt het aantal uitkeringen toe door instroom vanuit de voormalige Wajong-doelgroep en het beroep dat asielzoekers zullen doen op de bijstand.

De economische groei zorgt voor een verbetering van de overheidsfinanciën. In 2017 is het overschot op de Rijksbegroting geraamd op 0,5% van het bruto binnenlands product (bbp). In 2018 neemt het overschot toe naar 0,7% bbp. De staatsschuld daalt in 2018 naar 55,5% bbp, en komt daarmee verder onder de Europese schuldnorm van 60%. Bij de prognoses is het CPB uitgegaan van ongewijzigd overheidsbeleid. De formatie van een nieuw kabinet, en het regeerakkoord dat daaruit voortvloeit, zal effect hebben op de economische vooruitzichten.

 

 

Inzet gemeenten bij kabinetsformatie

Terug naar navigatie - Inzet gemeenten bij kabinetsformatie

De komende jaren staan gemeenten aan de lat voor grote maatschappelijke opgaven. De aanpak vergt een goede samenwerking met het nieuwe kabinet en andere overheden, en er is financiële armslag nodig.
Ten tijde van het opstellen van deze Kaderbrief worden de mogelijkheden verkend voor de vorming van een nieuw kabinet. De VNG heeft bij de informateur drie speerpunten voor het nieuwe kabinet ingebracht. Ten eerste zal er moeten worden geïnvesteerd in de verduurzaming van ons land. De verandering van het klimaat gaat sneller dan gedacht en niets doen is geen optie. Dat heeft gevolgen voor de ruimtelijke inrichting van ons land en voor het bouwen. Samen met de waterschappen en provincies hebben gemeenten een investeringsagenda opgesteld voor een duurzaam Nederland. De agenda bestaat uit programma’s die gericht zijn op klimaatadaptie, energietransitie en circulaire economie. Van het Rijk wordt een financiële impuls gevraagd om investeringen in duurzaamheid te versnellen en regionale uitvoeringskracht te organiseren.
Ten tweede zijn er de opgaven voor een sociale en aangename leefomgeving. In het Sociaal Domein brengen gemeenten de transformatie naar een volgende fase. Om het probleemoplossend vermogen te vergroten is vertrouwen van het Rijk nodig, en ruimte voor gemeenten om te experimenteren. De integrale benadering moet worden doorontwikkeld om de veerkracht van inwoners te vergroten. De huidige taken en budgetten moeten hierbij worden gehandhaafd. Daarnaast begint de ruimtelijke transitie op grond van de Omgevingswet. Ook hier draait het om nieuwe verhoudingen tussen gemeenten en inwoners, en om een andere relatie met het Rijk waarbij er voldoende financiële middelen moeten zijn voor de taakuitvoering. Ten derde willen gemeenten een veilig leefklimaat in wijken en buurten. Daarvoor zijn investeringen nodig in een hoger niveau van politiezorg en ter bestrijding van zichtbare en onzichtbare vormen van criminaliteit.

De VNG roept het nieuwe kabinet op om deze maatschappelijke opgaven gezamenlijk - als partners - te realiseren. En daarbij de kracht van gemeenten te benutten met heldere afspraken die zijn gestoeld op wederzijds vertrouwen. Gemeenten zijn vooral gebaat bij voorspelbaarheid en zetten bij de kabinetsformatie daarom in op langjarige stabiliteit in de gemeentefinanciën. Dat betekent concreet:
- een stop op de efficiencykortingen die in afgelopen jaren op gemeenten zijn afgewenteld: de opschalingskorting moet van tafel en geen nieuwe apparaatskortingen;

- koppeling van het gemeentefonds aan de totale uitgaven van het Rijk;

- meegroeien met de zorguitgaven van het Rijk, zodat het Sociaal Domein kan meelopen in de trap-op-trap-af systematiek;

- verruiming van het gemeentelijk belastinggebied door een verschuiving van rijksbelastingen (op arbeid) naar lokale belastingen (herinvoeren van de OZB op woninggebruik en invoeren van de ingezetenenheffing).

Het is niet vanzelfsprekend dat de gemeentelijke inzet wordt gehonoreerd. Uit een CPB-doorrekening van verkiezingsprogramma’s is gebleken dat de meeste partijen hun plannen financieren met o.a. een korting op het gemeentefonds. De drie partijen die het zogenaamde ‘motorblok’ vormen hebben in hun verkiezingsprogramma’s een korting ingeboekt van € 1,2 miljard. Een dergelijke korting betekent voor Leusden een structurele tegenvaller van € 1,6 miljoen. Maar de partijen hebben ook intensiveringen opgenomen in hun programma’s. Dit betekent meer rijksuitgaven en daarmee een hoger gemeentefonds. Indien het Rijk € 1 miljard meer uitgeeft levert dit voor Leusden een hoger uitkering op van circa € 1,3 miljoen. De uitersten van deze bedragen tonen aan dat de effecten op het gemeentefonds op dit moment dus niet goed zijn in te schatten. Op z’n vroegst in de septembercirculaire krijgen we meer duidelijkheid.

 

 

Jaarrekening 2016

Terug naar navigatie - Jaarrekening 2016

De totstandkoming van jaarrekening 2015 kende grote problemen door de verantwoording van de uitgaven van de gedecentraliseerde taken op het gebied van zorg, participatie en jeugd. Uiteindelijk kreeg Leusden, net als veel andere gemeente geen goedkeurende accountantsverklaring. Voor 2016 hebben de zorgaanbieders nog steeds problemen om de cijfers op tijd te verantwoorden maar enige verbetering zien we wel. De afrekening over 2016 is half mei ontvangen en hebben we kunnen verwerken in de jaarrekening. Wel moet op het moment van schrijven van deze Kaderbrief de accountantscontrole nog worden afgerond. Wij weten dus nog niet of er een goedkeurende verklaring komt.
De jaarrekening sluit met een positief resultaat € 1.140.000 (exclusief grondbedrijf). Dit resultaat wordt voor € 711.000 veroorzaakt door lagere uitgaven in het sociaal domein (deels ook een afrekening over 2015). In de jaarrekening wordt voorgesteld dit positief resultaat toe te voegen aan de reserve sociaal domein.
Het resterende voordelige saldo bedraagt € 429.000. Hierbij merken we op dat in dit saldo zijn begrepen de bijdragen uit de algemene reserve die in de Voorjaarsnota zijn geraamd om de tekorten af te dekken. Het gaat hierbij om € 508.000 zodat het rekeningresultaat zonder inzet van de algemene reserve op € 79.000 negatief was uitgekomen.

 

 

Voorjaarsnota 2017

Terug naar navigatie - Voorjaarsnota 2017

De Voorjaarnota 2017 geeft de actuele begrotingspositie. De laatste stand hebben wij gegeven bij de Najaarsnota 2016 waarin ook de aanvullende kaders begroting 2017-2020 zijn verwerkt. De ontwikkeling van de begrotingspositie is als volgt:

tabel resultaat voorjaarsnota

Ten opzichte van de Najaarsnota zien we de begrotingspositie in 2017 en 2018 verslechteren en daarna sterk verbeteren. De verslechtering in 2017 wordt voor een groot deel veroorzaakt door het schrappen van de in de begroting geraamde renteopbrengst van € 122.500. Aangezien de rente op schatkistbankieren op dit moment nihil is halen we geen opbrengst. De structurele verbetering wordt met name veroorzaakt door de al eerder genoemde stijging van de woningbouw. In het laatste jaar vlakt het overschot weer wat af. In de Voorjaarsnota is de jaarschijf 2021 toegevoegd. De ramingen voor nieuw beleid, loon- en prijsontwikkeling, onderhoud infrastructuur worden niet volledig gedekt door de toename van de algemene uitkering.

 

 

Financiering en rente

Terug naar navigatie - Financiering en rente

Kader rente
De raad heeft in mei ingestemd met het gewijzigde rentebeleid. Op grond van het vernieuwde BBV en aanvullende richtlijnen voor rente van de commissie BBV is aanpassing van het rentebeleid noodzakelijk. De wetgever stuurt op meer inzicht en vereenvoudiging. Alleen de werkelijk te betalen en te ontvangen rente worden verantwoord. De fictieve renteboekingen bespaarde rente en interne rekenrente komen te vervallen.
Leusden heeft een financieringsoverschot. Het financieringsoverschot is voor een groot deel aanwezig in liquide middelen en is verplicht belegd bij de schatkist. Al een aantal jaren hebben we te maken met zeer lage rentestanden. Ook bij het schatkistbankieren is het rendement zeer laag. De rentetarieven bij de schatkist met een looptijd tussen 1 week en 6 jaar bedragen 0%. Als we de middelen uitzetten voor een langere periode bijvoorbeeld voor 10 jaar ontvangen we een rente van 0,63%.
In de begroting 2017-2020 is het rendement op onze beleggingen geraamd op 0,5% voor 2017 en 1% voor 2018-2020. Zoals aangegeven is het werkelijke rendement op dit moment nagenoeg nihil. Dit betekent dan ook dat we in de Voorjaarsnota de geraamde renteopbrengst voor 2017 van € 122.500 aframen.
Via deze Kaderbrief dienen kaders voor de komende begroting te worden vastgesteld. De rente is op dit moment laag en vooralsnog zijn er weinig tekenen die mogelijk leiden tot verhoging ervan in Europa. In de VS is er wel sprake van renteverhogingen maar deze zetten ook niet echt door. Ondanks deze vooruitzichten stellen wij voor om het meerjarig rendement op 1% te handhaven. Onze meerjarenbegroting moet gebaseerd zijn op een te verwachten langjarig gemiddelde. Wij vinden een structurele rente van 0% een te pessimistisch scenario. Daarom stellen wij voor om de huidige beleidslijn te handhaven. Dat wil zeggen dat we voor het begrotingsjaar 2018 uitgaan van 0,5% en voor de meerjarenraming van 1%.


Liquiditeitsprognose
Met het vernieuwde rentebeleid neemt het belang van de liquiditeitsprognose toe. Uitgaande van de investeringsplanning maken we een liquiditeitsprognose waarmee op basis van het gekozen rendement een opbrengstraming in de begroting wordt opgenomen. Het belang van de liquiditeitsprognose is toegenomen omdat we geen bespaarde rente meer rekenen over onze reserves. Er valt dus geen last (de bespaarde rente) meer vrij in onze begroting indien een reserve wordt aangewend om een investering te dekken. Er is alleen sprake van een wegvallende renteopbrengst. Daarom is het van belang dat elke investering wordt opgenomen in de liquiditeitsprognose en de planning regelmatig wordt bijgesteld.
De liquiditeitsprognose is daarnaast van belang om het meerjarig verloop te blijven monitoren. De laatste liquiditeitsprognose hebben we opgenomen in de begroting 2017-2020. Inmiddels is een aantal besluiten genomen c.q. zijn investeringen bijgesteld. Met betrekking tot de investeringen die zijn opgenomen in de liquiditeitsprognose merken wij nog het volgende op. Om een goede prognose te krijgen worden alle mogelijke investeringen meegenomen. Dus ook de investeringen waar de raad nog geen (definitief) besluit over heeft genomen. Dit leidt tot de volgende actuele liquiditeitsprognose:

grafiek liquiditeit 1

Het overzicht start met het actuele saldo, een liquiditeitsoverschot van € 20,6 miljoen (stand jaarrekening 2016). Het liquiditeitsoverschot slaat vanaf 2021 om naar een liquiditeitstekort van € 7,4 miljoen in 2031. Ten opzichte van de vorige prognose zorgen de volgende investeringen voor de grootste mutaties:

2020 1,4 miljoen   IKC's Leusden; extra investeringen in BSO en duurzaamheid
2030 4,8 miljoen IKC Achterveld; was nog niet in eerdere prognose opgenomen
2018  € 2,6 miljoen Hart van Leusden; dekking boven reserve maatschappelijke vraagstukken en bovenwijkse voorzieningen
2017 3,0 miljoen Reserve maatschappelijke vraagstukken
2017 1,6 miljoen  Aankoop sporthal Antares
2017 1,2 miljoen  Het nieuwe inzamelen

In de Kaderbrief 2016 (paragraaf 3) hebben we het instrument projectfinanciering geïntroduceerd. Daarbij zijn kaders geformuleerd om externe financiering aan te trekken voor projecten om zodoende het financieringsoverschot beschikbaar te houden voor het onderhoud van onze infrastructuur. De voorgaande grafiek toont aan dat er bij volledige interne financiering een tekort ontstaat. Dit betekent dat we voor een aantal investeringen projectfinanciering moeten toepassen. De volgende investeringen passen binnen de gestelde criteria:

Hart van Leusden 5,6 miljoen
IKC Berkelwijk 6,7 miljoen
IKC Groenhouten 3,8 miljjoen

Indien voor deze drie investeringen projectfinanciering wordt aangetrokken wordt de liquiditeitsprognose als volgt:

grafiek liquiditeit 2

Dit betekent dat in de doorrekening van de betreffende investeringen en bijbehorende dekkingsplannen rekening moet worden gehouden met het rentepercentage van een aan te trekken geldlening. De dan geldende marktrente bepaalt de hoogte van de financieringslast. Op het moment van opstellen van deze Kaderbrief ligt dat percentage op circa 1,6%. De reserve onderwijshuisvesting is voor de investeringen in de IKC’s doorgerekend op deze hogere rente en biedt voldoende ruimte.