Algemene waarderingsgrondslagen
De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). In de financiële verordening zijn de uitgangspunten voor het financiële beleid opgenomen. Net als de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.
De waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden in principe plaats op basis van historische kosten. Activa en passiva zijn opgenomen tegen nominale waarde, tenzij bij het betreffende balanshoofd anders is vermeld.
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en lasten, waaronder ook begrepen de heffing van de vennootschapsbelasting, worden daarbij verantwoord tot hun brutobedrag.
Baten en winsten worden slechts opgenomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Corona-crisis
De uitbraak van COVID-19 (corona) eind februari 2020 heeft een enorme impact op ons allemaal. De crisis heeft geen financiële gevolgen voor de jaarrekening 2019. Onze organisatie loopt geen risico voor de continuïteit. De impact en mogelijke gevolgen zijn opgenomen in de paragraaf "Risico en weerstandsvermogen" en bij het onderdeel gebeurtenissen na balansdatum.
Algemene uitkering
De uitkering gemeentefonds is gebaseerd op de meest recente circulaire van het ministerie van BZK. Voor zover maatstaven nog niet definitief vastgesteld zijn, hanteren wij onze eigen raming. Voor wat betreft het accres gaan wij uit van de laatst verwerkte stand zoals die in de septembercirculaire is opgenomen. De gevolgen van het bijgestelde accres zoals opgenomen in de meicirculaire van het verslagjaar 2020 worden verantwoord in de jaarrekening van het op het verslagjaar volgend boekjaar.
Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen
Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en overlopende verlofaanspraken.
Eigen bijdrage op grond van de Wmo
Een aanvrager van een voorziening, hulp in de huishouding of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de Wmo een bijdrage verschuldigd. De wetgever heeft bepaald dat de berekening, oplegging en incasso van deze eigen bijdrage wordt uitgevoerd door het CAK. De informatie van het CAK (om privacyredenen beperkt) is ontoereikend om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen.
Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen op grond van de Wmo geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dit betekent dat door de gemeenten geen zekerheden omtrent omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen.
Stelselwijziging
In de jaarrekening 2019 zijn geen stelselwijzigingen doorgevoerd.
Grondslagen Activa
Algemeen
Activa die bedoeld zijn om de uitoefening van de werkzaamheid van de gemeente duurzaam te dienen.
Waardering tegen verkrijgings- c.q. vervaardigingprijs, verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen.
Immateriële vaste activa
Het BBV kent de volgende drie soorten immateriële vaste activa:
• De kosten die zijn verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.
• De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
• De bijdragen aan activa in eigendom van derden.
De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met ontvangen subsidies en bijdragen van derden, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Het saldo van agio en disagio wordt lineair gedurende de looptijd van een geldlening afgeschreven.
Afsluitkosten voor geldleningen worden direct ten lasten van de exploitatie gebracht.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief zijn onder voorwaarden geactiveerd. De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden volledig afgeschreven in maximaal vijf jaar.
De onder de kosten van onderzoek en ontwikkeling geactiveerde voorbereidingskosten voor grondexploitaties voldoen aan de volgende voorwaarden:
• de kosten passen binnen de kostensoortenlijst (artikel 6.2.4) van het Bro; en
• de kosten blijven maximaal vijf jaar geactiveerd staan onder de immateriële vaste activa. Na maximaal vijf jaar hebben de kosten geleid tot een actieve grondexploitatie, dan wel worden deze afgeboekt ten laste van het jaarresultaat; en
• plannen tot ontwikkeling van de grond waarvoor de voorbereidingskosten worden gemaakt, hebben bestuurlijke instemming, blijkend uit een raads- of — indien gedelegeerd — collegebesluit.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden zijn onder voorwaarden geactiveerd.
Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.
Materiele vaste activa
Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. Het BBV kent de volgende soorten materiële vaste activa:
• investeringen met een economisch nut;
• investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
• investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd.
Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven geldt dat (indien van toepassing) vanuit de spaarcomponent van heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.
Vanaf 1 januari 2017 worden ook alle investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut verplicht geactiveerd en over de gebruiksduur afgeschreven. Het is niet meer toegestaan om reserves direct op deze activa in mindering te brengen en/of versneld af te schrijven.
Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Alle materiele vaste activa worden lineair afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur.
Op voorstel van het college kan hiervan worden afgeweken door annuïtaire afschrijving toe te passen. Bijdragen van derden worden in mindering gebracht op de investeringssom. Het saldo vormt de afschrijvingsbasis.
De te hanteren afschrijvingstermijn wordt per actief beoordeeld aan de hand van de verwachte economische levensduur. Afschrijving vindt plaats met ingang van de maand volgend op de ingebruikname bij activa met een levensduur < 10 jaar. Indien de levensduur > 10 jaar, vindt afschrijving plaats met ingang van het nieuwe boekjaar.
Binnen de onderstaande hoofdgroepen worden globaal de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:
• Gronden en terreinen : op gronden wordt niet afgeschreven
• Aanlegkosten terreinen : 15 tot 60 jaar
• Woonruimten : 15 tot 40 jaar
• Bedrijfsgebouwen : 15 tot 40 jaar
• Grond-, weg- en waterbouwkundige werken : 15 tot 60 jaar
• Vervoermiddelen : 7 tot 15 jaar
• Machines, apparaten en installaties : 3 tot 20 jaar
Financiële vaste activa
Onder uitzettingen worden aandelen, obligaties, maar ook leningen en vorderingen verstaan. Uitzettingen met een oorspronkelijke rente typische looptijd korter dan één jaar worden opgenomen onder de vlottende activa. Uitzettingen met een oorspronkelijke rente typische looptijd van langer dan één jaar worden gedurende de gehele looptijd onder financiële vaste activa opgenomen.
De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Wanneer de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baat genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.
Voorraden (grondexploitatie)
Het startpunt van een grondexploitatie is het raadsbesluit met de vaststelling van het complex, inclusief grondexploitatiebegroting. Vanaf dat moment wordt de grondexploitatie geopend en kunnen vervaardigingskosten worden geactiveerd.
De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengst wegens verkopen. Indien de boekwaarde de marktwaarde van de grond overschrijdt, wordt een afwaardering naar de lagere marktwaarde verantwoord/wordt een voorziening voor het verwachte negatieve resultaat getroffen.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen in artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening) die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
In de vervaardigingsprijs worden daarnaast een redelijk deel van de indirecte kosten opgenomen.
De waardering van de gronden in exploitatie per 31 december 2019 is gebaseerd op de geactualiseerde grondexploitaties per 1 januari 2020 en de uitkomsten van de door de gemeente uitgevoerde risicoanalyses ter zake. Dit betreft de beste inschatting op dit moment die omgeven is door de nodige risico’s, aannames en veronderstellingen die periodiek (jaarlijks) zullen worden herzien. Deze periodieke herziening kan leiden tot een aangepaste waardering van de gronden in exploitatie en de hiermee samenhangende voorziening voor negatieve grondexploitaties. Hieronder zijn de gehanteerde uitgangspunten toegelicht. Het college is van mening dat op basis van de huidige informatie en inzichten de beste schatting is gemaakt voor de waardering van de in exploitatie genomen gronden.
Voor winstneming geldt de percentage of completion methode: voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd wordt tussentijds naar rato van de voortgang van de kosten en de opbrengsten winst worden genomen. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid om winst te kunnen nemen:
1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat; én
2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht; én
3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).
Uitzettingen met een looptijd van korter dan één jaar
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid wordt hierop een voorziening in mindering gebracht die gevormd wordt op basis van een inschatting van het oninbare bedrag.
Liquide middelen en overlopende activa
Deze activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Grondslagen Passiva
Algemeen
De vaste passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij bij het betreffende balanshoofd anders staat vermeld.
Reserves – Eigen Vermogen
In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd.
Voorzieningen
Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de gemeente. Om die reden kunnen voorzieningen per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter op de contante waarde van de (en al opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.
Onderhoudsegalisatievoorzieningen zijn gebaseerd op een meerjarenraming op basis van een actueel beheerplan van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke kapitaalgoederen. In de paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’ die is opgenomen in het jaarverslag is het beleid hiervoor nader uiteengezet.
Van derden ontvangen bijdragen welke zijn bestemd voor een specifiek doel, beklemde middelen, worden gewaardeerd na aftrek van de in het kader van deze middelen relevante gemaakte kosten. Deze staan op de balans vermeld als ‘voorziening – door derden beklemde middelen met een specifieke aanwending’.
Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Voor het bepalen van het “jaarlijks vergelijkbaar volume” is een tijdsperiode van vier jaar gehanteerd.
Vaste schulden met een looptijd langer dan één jaar
De vaste schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde (hoofdsom) verminderd met het totaal van de gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.
Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Verstrekte borg- en garantstellingen
De schuldrestanten per het einde van het boekjaar van de door de gemeente gewaarborgde geldleningen en garantstellingen zijn buiten de balanstelling opgenomen. Nadere informatie is in de toelichting op de balans opgenomen.